zondag 22 april 2012

Siem van den Hoonaard, Kunstsmid

Siem van den Hoonaard verhuisde "Eenige jaren geleden naar Noordwijk aan Zee, waar hij 's zomers in den kunsthandel Circe vele van zijn scheppingen placht te exposeren."

Prachtige Venus van Siem van den Hoonaard uit de collectie van het Kröller-Müller Museum. Jammer genoeg treft uw Noordwijkse Huizen Siem van den Hoonaard pas vele jaren na zijn dood. Mooie kunstenaar.  Bekend ook om zijn plastieken, zoals het brons dat hij maakte ter opluistering van de Nieuw-Amsterdam. Geboren op 11 oktober 1900 te Hillegersberg overleed hij, nog maar 37 jaren jong op 11 augustus 1938 te Leiden.  Er is veel over hem in de kranten te vinden, vandaag, zodat u zich een beeld kunt vormen,  alvast een kleine bloemlezing.






Naar wij vernemen zal van 1 October tot 1 Januari in Den Haag een tentoonstelling van Nederlandsche Kunst worden gehouden ten huize van Hélène Meyer Timmerman Thijssen, Oostduinlaan 22.
Chris Lanooy (ceramiek) exposeert van 1 October tot 1 December. Co Egelie (kinderspeelgoed), Pieter Starreveld (Horetplastiek), S. van den Hoonaard (kunstsmeedwerk), W. J. Knol (kunstsmeedwerk). Nel van der Chijs (edelsmeedkunst), Henriëtte Ovink (weef» werk), C. Mosser (weelwerk), Arend Hendriks (teekeningen), Willem van de Berg (aquarellen en teekeningen) en de Wasfabriek „Leerdam" exposeeren tot 1 Januari.
uit:  HET VADERLAND NEDERLANDSCHE GEBRUIKSKUNST [21-10-1932] : Toonzaal Helene Meyer Timmerman Thijssen: In de toonzaal ten huize van mej. Timmerman Thijssen, Oostduinlaan 22, alhier, blijkt Chris Lanooy tot 1 December met een flinke verzameling ceramiek vertegenwoordigd. Aan den wand hangen teekeningen en aquarellen van Willem van de Berg en Arend Hendriks, terwijl voorts een aantal andere Nederlanders tot 1 Januari gebruikskunst tentoon stellen. Men vindt er kinderspeelgoed, houtplastiek, kunsten edelsmeedwerk, weerwerk, en glaswerk, dit laatste van Leerdam dus voor elck wat wils! Teveel, om hier ter plaatse op alles in te gaan; hetgeen ook onnoodig is, daar het een en ander al eens eerder aan de beurt kwam. Dit geldt ook van Lanooy, maar het is steeds opnieuw een genoegen, op deze kunst de aandacht te vestigen. Lanooys potten hebben een warmte, een volheid, één langzaam dringende kracht die mij persoonlijk altijd meer treffen dan hun fijnheid. Het een houdt het ander echter in evenwicht: er is nooit een teveel aan kracht, aan warmte en volheid. Het werk is gul, maar niet overdadig: sterk, maar niet opdringerig. Het spreekt tot het bloed, maar laat ook den geest niet onberoerd. Vooral de subtiele kleur kan geestrijk zijn, bedwongen en voornaam. Het meest verstild, en dit ligt voor de hand, schijnen de witten. Toch zijn ook hier hartstocht en gloed van leven niet afwezig: het wit is niet de ontkenning van alle kleur, maar eer de kleur in haar verpuurdheid, haar volstrektheid. Coloristisch bewonderenswaardig zijn echter ook de blauwen, van zacht duivenblauw tot fel fonkelend diepblauw; voorts de bruinen, de groenen! Een voorkeur schijnt moeilijk. Gerrit de Blanken werd hier een vorig maal besproken, en 't echtpaar Hobbel zal, naar men mij meedeelt, bij een volgende gelegenheid ruimer vertegenwoordigd worden. Daarom ga ik over tot een bespreking van het metaalwerk.
Van S. van den Hoonaard heeft men niet zoo lang geleden een opmerkelijk, in metaal uitgevoerd Don Quichót masker bij de Kon. Begeer kunnen zien. Hier komt hij voor den dag met een fraai metalen doosje, twee hangklokken en twee staande klokken. Deze klokken zijn naar mijn gevoel wel zeer ongelijk, en zij verraden eer den vrijen kunstenaar, dan den gebruikskunstenaar; m.a.w. zijn ze meer plastisch interessant, dan dat ze overtuigen in den functioneel ruimtelijken zin. Het besef van het tot stand komen uit een voortdurende wisselwerking tussen de functionele eisen van het voorwerp eenerzijds en de individueele schoonheidsdrift van den ontwerper anderzijds, dringt zich te weinig op — waarmede natuurlijk niet gezegd wordt; dat de voorwerpen onbruikbaar of onpractisch zouden zijn. Men kan hier echter aan 'toevoegen, dat de vormgeving, zij het dan te uitsluitend plastisch geaccentueerd, op zich zelf stellig boeit, althans in het geval van de hangklok met groene cijfervlakken, die een luchtige, bizarre, bekoring, heeft. Van den Hoonaard lijkt mij nóg zoekende, maar hij heeft zonder twijfel iets te zeggen.
W. J. Knol mikt niet zoo hoog. Hij laat verschillende metalen lampjes met sjantoeng bekapping zien, aan het voorbeeld van Gispen herinnerend, voorts eenige boekenstandaards en twee wandhouwers voor kaarsen hij combineert gewoonlijk het hout en het metaal, een dof nikkel over koper. Het heeft alles één zekere charme, speciaal de boekenstandaards zijn aardig, maar het blijft m.i. toch te zeer bij het middelmatige in den decoratief aangenomen zin. Dit wordt niet afbrekend bedoeld, maar wel ter kenschetsing geschreven tegenover bijv. Van den Hoonaard, die nu en dan ernstiger tekortkomingen toont, maar in wien de scheppingsdrang veel sterker schijnt.
Belofterijker acht ik weer de inzending van Nel van d e r G h ij s, die edelsmeedvoorwerpen tentoon stelt: schoengespen, kettingen, messenleggers. Voldoend gaaf is het geëxposeerde als geheel niet, terwijl het meermalen zéker nog te zwaar in de vormgeving blijkt, maar met dat al vermag het te overtuigen door een bepaalde duidelijkheid en een volstrekte eerlijkheid in het stijlgevoel. Er is geen omhaal van zoo geheeten artisticiteit en geen verder willen gaan, dan men gaan kan. Integendeel treft het openen, het overwogene in dit werk, hier en daar ook een mooie strakheid, die verwachtingen wekt voor de toekomst op het frissche, krachtige weefwerk van Moser werd vroeger al eens gewezen. Nieuw is hier evenwel dat van Henriette O vi n k, dat niet zoo direct en overzichtelijk blijkt, maar wel bijzonder gevoelig kan zijn, een enkele maal vollediger de gevoeligheid van het handwerk vertoont, dan Mosers weefwerk het doet. Beider inzending mag echter geprezen worden, evenals die van Pieter Starreveld, wiens houtplastieken inmiddels niet alle op een zelfde peil staan. Werkelijk kostelijk is van zijn hand een nogal diepe tafelschaal van palissanderhout, waarin de materie, met haar rijke teekening van speelsche nerven, tot volle recht komt. De vorm is verfijnd en gespannen, iets meer geconcentreerd dan elders, al zijn ook de ronde bakjes van Italiaansch notenhout heel fraai. Daarentegen valt er niet veel goeds te zeggen van Starrevelds aardewerkbeestjes: deze schijnen nogal onbeduidend. Tenslotte de kinderkamer! Aan den wand de leuke ripoli schilderijen van mevr. Co Elegie, enigszins Russisch of Duits aandoend in hun felle, opwekkende kleuren. Zij gelijken bijna een wraakneming op de zoetsappige beschaafdheid van Rie Cramers prenten, een wraakneming, die er m.i. weleens zijn mag. Aan een pakkende duidelijkheid laten deze schilderingen zeker niet te wenschen over, zoomin als het speelgoed dezer exposante dit doet. Voorts vindt men hier ook het nieuwe „E e nv o u d" speelgoed, dat naar het ontwerp van prof. ir. J. G. Wattjes, den bekenden hoogleeraar aan de technische hoogeschool te Delft, op een Hollandsehe fabriek wordt vervaardigd. Ook hier, in deze meubeltjes, een uiterste eenvoud en duidelijkheid, «en nadrukkelijk veralgemeende vormgeving; en ook hier sterk sprekende, primaire kleuren: geel, diepblauw, wat rood, soms zwart Wat gezocht werd, blijkt niet «en kunstig nagebootst, naturalistisch meubel, maar als het ware de vereenvoudigde essentie van het meubel. Een leunstoel bijv. is niet een bepaalde leunstoel in het klein, maar d é leunstoel, elke leunstoel, niets dan leunstoel! Evenzoo is een tafel d . tafel. enz. Waaraan nog toegevoegd mag worden, dat het ameublement nagenoeg onbreekbaar is, een niet te onderschatten deugd. W. Jos. de Gruyter.

Het is in "De Blauwdotter", Ledenblad van het Genootschap "Oud Noordwijk" Zomer 2012 NR.162 dat de kleinzoon van de broer van Siem van den Hoonaard vol respect het leven schetst van zijn oudoom. Lees het met aandacht!