woensdag 30 november 2016

Badplaats Noordwijk 150 jaar Jong, de Strijd tusschen Roomschen en Protestanten


Om een beetje wrijving nu maar direct te benoemen als een onverkwikkelijken strijd tussen Roomschen en Protestanten is misschien wel een heel klein beetje te strikt........en daar ook nog een schepje bovenop te doen door er den Adel en de Arbeiders in te betrekken beetje té veel misschien....
Maar  ambachtsheer of burgervader van Noordwijk blijken over onvoldoende olie te beschikken om er de storm op zee mee te kunnen kalmeren........laat staan de vrije toegang tot het strand te beperken.


DE STRIJD TUSSCHEN ROOMSCHEN EN PROTESTANTEN TE NOORDWIJK

Men meldt ons uit Noordwijk: Aan den onverkwikkelijken strijd tusschen Roomschen en niet-Roomschen schijnt voorloopig nog geen einde te zullen komen. Reeds twee jaar duurt hij voort en hoewel er genoeg stappen ter voorziening _Zijn gedaan, is het herstel van den vrede niet bereikt. De protestantsche partij, aangevoerd door graaf Van Limburg Stirum, zal niet rusten, alvorens zij de meerderheid in den gemeenteraad heeft. Tot dit doel is o.a. opgericht een speelgoedfabriek, welks personeel op de eerste plaats protestant moet zijn en de vereischten voor gemeenteraadskiezer moet bezitten. Technische vaardigheid komt er minder op aan. Dat den katholieken pachters en leveranciers het leven door “Noordwijk’s Ambachtsheer” zuur wordt gemaakt dat deze niet aarzelt de broodsquaestie te stellen oo zijn zin door te drijven, mag overbekend heeten. Een bondgenoot vindt graaf Van Limburg Stirum in den burgemeester, jhr. W. C. van Panhuys, aan wien de grootste schuld van der ondragelijken toestand te wijten is. Geen wonder dan ook, dat men algemeen de overtuiging koestert, dat onder den vorigen burgemeester, baron Van Hardenbroek, een strandquaestie, als we thans kennen nooit zou zijn voorgekomen. Ondanks de strand verordening merendeels het werk was van den burgemeester zelf, heeft deze haar uitgevoerd op een wijze die prof. mr. dr. Strucks tot scherps critiek aanleiding gaf. Den critiek, welke door dr. Kervel in de raadszitting werd aangevuld met talrijke feiten om aan te toonen, dat de burgemeester aan's Raad wenschen geen gevolg had gegeven. Toen de burgerneester hierop uitvoerig van repliek had gediend, toen een motie van afkeuring was ingetrokken, kreeg men tot slot der beraadslagingen wederzijdse wenschen tot herstel der gestoorde harmonie.

Ondertusschen had men dr. Kervel beschuldigd op onwaardige, schier beleedigende wijze tegen der voorzitter te zijn opgetreden. Op herhaalde uttnoodiging van dr. Kervel om citaten uit zijn rede te noemen, die deze beschuldiging motiveerden, bleef de heer Verloop, zoowel als de heer Van Beelen, het antwoord schuldig. Waar het zijn persoonlijke eer raakte zond dr. Kervel zijn rede naar drie mannen van naam: mr. Plemp van Duiveland, hoofdred.van „De N. Crt." en voorzitter van den Ned. Journalistenkring; mr. Van Raalte, oud-Minister van Justitie en mr. Th. de Meester, pol. hoofdred. van „Het Vad.", oud-Minister van Binnenlandsche Zaken en lid van de Tweede Kamer. Deze verklaarden unaniem niets onwaardigs of beleedigends in de rede te vinden. De tegenpartij was echter niet zoo fair haar woorden in te trekken. De burgemeester keurde den toon af!

Zoo stonden de zaken, toen Vrijdagavond de gemeenteraad weer bijeen kwam. Dat er onder de raadsleden mannen gevonden worden, die dr. Kervel, den woordvoerder en verdediger der Katholieken, ongezind zijn, ligt voor de hand. Op kleingeestige wijze echter trachten de Protestanten hem te dupeeren.

Het is traditie, dat om de beurt de alhier gevestigde doctoren gemeente-gneesheer zijn voor den tijd van een jaar. Vrijdagavond moest wederom een gemeentegeneesheer worden benoemd, waarvoor ditmaal dr. Kervel in aanmerking kwam. Toen de voorzitter de benoeming aan de orde stelde, deelde de heer Van Beelen (prot.) mede, dat hij bezwaar had dr. Kervel wegens zijn raadslidmaatschap te benoemen. De heer C. Alkemade Sr.(r. k.) zeide daarop indertijd ook eenzelfde bezwaar te hebben geopperd, doch de commissaris der Koningin (wij meenen mr. Patijn) had de benoeming goedgekeurd, mits geen doodschouw werd verricht. Daarna werd dr. Kervel benoemd met 10 van de 12 stemmen, hijzelf bleef buiten stemming. Daar er 8 kath. en 5 protest, raadsleden tegenwoordig waren, moeten minstens 3 protestantsche raadsleden op dr. Kervel hebben gestemd.

Toen dr. Kervel verklaard had de benoeming aan te nemen, stelde de heer Van Beelen voor, de benoeming in te trekken, welk voorstel gesteund werd door den burgemeester, omdat z. i. de gemeentewet door deze benoeming ontdoken wordt. Thans kwam de burgemeester op voor de z. g. naleving der wet. Want als van hoogerhand een vroegere benoeming was goedgekeurd, bestond er geen aanleiding thans dezelfde benoeming onwettig te verklaren. Dr. Kervel wees dan ook op verschillende plaatsen, waar een gemeentegeneesheer en een bezoldigd ambtenaar van den Burg. Stand zitting heeft in den Raad, terwijl de heer v. d. Berg, r. k., het in den burgemeester laakte, eerst na den uitslag der stemming zijn bezwaren te berde te brengen. De heer Alkemade, (r. k.) meende, dat de Raad door de vroegere beslissing van den Commissaris volkomen verantwoord Is, 'terwijl de heer de Groot opmerkte, dat, indien de bemoeiing tegen de wet is, hij later wel zal worden vernietigd. Toen het op stemmen aankwam werd het voorstel van Beelen verworpen met 7 tegen 5 stemmen. Dezelfde Protestanden, die even te voren, toen zij met gesloten briefjes stemden, hadden meegewerkt aan de benoeming van dr. Kervel, stemden nu in 't openbaar voor vernietiging van hun eigen besluit! Vanwaar die plotselinge wending? Ondertusschen is het voorgevallene weer 'n illustratie van de gespannen verhoudingen te Noordwijk. De liberale bladen, die de schuld van al het voorgevallene op de Katholieken plegen te werpen, kunnen er uit leeren, hoe onverdraagzaam hun volgelingen optreden.